Twinkle | Digital Commerce

Nieuw iBOOD richt zich op de Benelux

2019-09-02
1000562
  • [nieuws]
  • 1:32

Koopjessite iBOOD is geen onderdeel meer van Ceconomy. Het management en investeerder Walvis neemt het bedrijf over van de elektronicaketen.

Dat Ceconomy af wilde van het bedrijf was al even bekend. Enkele maanden geleden gaf Ceconomy al te kennen enkele formules, waaronder iBOOD, ‘te overwegen’.

Achter de schermen werd met Walvis gewerkt aan een management buy-out, vertelt ceo en oprichter Jöran Prinssen in gesprek met Twinkle. ‘Samen kopen we het bedrijf terug. Zowel het management en de investeerder leggen een bedrag op tafel. Daar zit ook een stuk groeifinanciering in. Het management en de investeerder zijn dus nu eigenaar van iBOOD.’

En dus gaat er wat veranderen voor de koopjessite. Want waar het bedrijf eerst kon profiteren van de grootschaligheid van Ceconomy, staat het nu weer op eigen benen. Prinssen: ‘We zijn nu geen onderdeel meer van een corporate. Dat brengt een aantal voordelen met zich mee. Zo hoeven we minder te doen aan backoffice. Het doel was om de ”entrepreneurial spirit” weer terug te krijgen.’

Benelux

Ook op marketinggebied gaat er wat veranderen bij iBOOD. Het bedrijf is in vijf landen actief maar gaat zich de komende jaren vooral richten op de Benelux, stelt Prinssen: ‘Daar willen we een bredere naamsbekendheid opbouwen. iBOOD heeft nooit echt aan marketinguitgaven gedaan dus daar gaat wel wat veranderen. Voor de rest blijft veel hetzelfde. Voor 75 procent zijn wij een directe A brand business. Daar verandert niets aan. Onder Ceconomy hebben we veel geleerd en zijn we volwassen geworden. Nu hebben we meer vrijheid.’

In het persbericht reageert investeerder Walvis als volgt: 'iBOOD heeft een grote staat van dienst, een loyale klantenbestand en is goed gepositioneerd om te profiteren van de groeiende Europese e-commerce markt. We zien veel potentie in iBOOD en kijken ernaar uit om iBOOD samen met het management naar de volgende fase te leiden.'

Investeerder Walvis is opgericht door zakenman John Fentener van Vlissingen.